Een gezondheidswetenschapper over werken in bron- en contactonderzoek
In maart rondde Faduma Mukthar haar studie gezondheidswetenschappen af. Ze stond klaar om op reis te gaan, maar Covid-19 stak daar een stokje voor. Nu is ze in verschillende rollen betrokken bij het bron- en contactonderzoek.
“In mei kreeg ik een mail van het uitzendbureau. Ze zochten mensen met medische kennis en hbo-denkniveau. Omdat ik graag een bijdrage aan de bestrijding van Covid-19 wilde leveren, heb ik me aangemeld. Vlak daarna begonnen de trainingen.”
Hoe gaat zo’n training in z’n werk?
“Toen ik begon was het een gecombineerde lesvorm. We werkten op locatie en thuis met e-learning. Via Zoom leerden we gesprekstechnieken van GGD-artsen. We moesten ook veel leren over de software die we zouden gaan gebruiken. Via Teams oefenden we de bco-gesprekken die we zouden gaan voeren. Dat deed je met een casus die geschikt was voor de leerdoelen. Je let echt op hoe je de vragen stelt. Met de juiste, neutrale toon krijg je de meeste informatie los.”
Zit er verschil in de gesprekken die je voert?
“Het eerste gesprek dat je voert is met de Covid-19-patiënt, dat noem je het indexgesprek. Die persoon weet dat je gaat bellen, want die heeft van de GGD al gehoord dat zijn test positief is uitgevallen. De gesprekken met de contacten van die persoon vind ik lastiger om te voeren. Ze hebben zelf geen corona, maar jij als bco’er moet ze uitleggen dat ze in quarantaine moeten. Daar hebben ze niet altijd zin in. Gelukkig zijn ze vaak al wel gebeld door de ‘index’, daardoor komt ons telefoontje niet altijd onverwacht.”
Wat maakt een gesprek tot een succes?
“Ik ga er blanco en onbevooroordeeld in. Ik vind het belangrijk om een positieve grondhouding te hebben: ik ga ervan uit dat mensen naar me luisteren. Ik zeg duidelijk waarom ik bel. In het geval van een contact zeg ik dat ze in aanraking zijn geweest met iemand die Covid-19 heeft. Dat het zou kunnen dat zij het virus hierdoor hebben opgelopen, maar dat ze dat misschien niet merken. Dan vraag ik naar klachten en adviseer ik ze thuis te blijven. Ik leg ook uit waarom ik dat adviseer. Heel veel mensen hebben geen medische kennis en weten niet wat incubatietijd is. Ik vertel dat de klachten ook in dag acht of negen van de quarantaine nog kunnen optreden. Ik zeg heel duidelijk dat zíj het virus kunnen stoppen. Dat geeft mensen het gevoel dat ze zelf van invloed kunnen zijn.”
Waarom is jullie werk belangrijk?
“Wij gaan verdere besmetting tegen. Na het testen is het bron- en contactonderzoek een heel goede manier om te zorgen dat Covid-19 stopt. Daarin kunnen wij het verschil maken. Als gezondheidswetenschapper wil je liever voorkomen dan genezen. In die zin sluit bco-werk heel goed aan bij mijn studie. Ik wist door mijn studie al dat het uitmaakt hoe je iets zegt. Ik neem mensen in zo’n gesprek echt mee. Ik geef ze zo duidelijk mogelijk de informatie die ze nodig hebben om verdere verspreiding van het virus te tegen te gaan.”
Wat maakt bron- en contactonderzoek zo interessant?
“De hele wereld heeft het over Covid-19, alles draait om indamming van de epidemie. Daar help ik aan mee. Dat is ook wat ik tegen nieuwe trainees zeg: ‘jullie zijn van belang!’. Juist de waarde van dit werk zorgt dat ik gemotiveerd blijf om nog lang bij het bron- en contactonderzoek betrokken te blijven.”